De Berk (Betula alba)
De berk is een geliefde boom. Op de heide en langs bosranden valt ze op met de witte bast en de hangende, in de wind ritselende blaadjes. In het voorjaar zijn de blaadjes heel teer en lichtgroen, en maakt de berk een jeugdige, frisse indruk. Hoe mooi is de witte bast daarbij. De berk is een schoonheid.
In de winter is nog iets anders dan schoonheid te zien. Een laan met berkenbomen kan in de winter namelijk ook een zeer doodse indruk maken. Dit wordt weliswaar wat gecompenseerd door de paarsige gloed van de dunne takken. Maar met de zwarte dwarsstrepen zijn de witte stammen heel winters.
Zwart-wit is de stemming van de winter als het leven zich heeft teruggetrokken.
De witte bast is uniek onder de bomen. Dunne laagjes zijn er af te trekken, het is net papier. in de oudheid is het ook wel gebruikt als schrijfmateriaal. De geschiedschrijver Plinius verhaalt van Numa Pompulius, die 700 jaar v.Chr. op de brandstapel ging – tegelijk met zijn boeken van berkenbast.
De bast is echter met name gebruikt vanwege z’n duurzaamheid. Ondoordringbaar voor water, werd ze gebruikt als dakbedekking, en bijvoorbeeld om kano’s van te maken. In hoog-noordelijke landen worden nog steeds allerlei gebruiksvoorwerpen van berkenbast gemaakt. Een omgevallen berk behoudt langer de bast dan het hout. Het zachte hout vergaat meestal eerder, het is dan ook ongeschikt om mee te bouwen; wel om te verbranden, of, mede gezien de taaiheid, om allerlei gebruiksvoorwerpen van te maken. Uit de bast kunnen olieachtige, teer-achtige stoffen gedestilleerd worden. Het dient om z.g. juchtleer van te maken; in de geneeskunde werd de olie gebruikt bij reumatisme en bij huiduitslag. In het voorjaar komt er een sterke sapstroom in de boom op gang. Een berk die dan te sterk gesnoeid wordt kan ‘doodbloeden’. De berken werden wel opzettelijk
aangeboord: er vloeit dan rijkelijk sap uit de boom; dat diende als haar-groeimiddel of werd vanwege het suikergehalte tot gisting gebracht en als berkenwijn gedronken. In het najaar is de boom rijk aan zetmeel. Dit zetmeel wordt vervolgens in olie omgezet, dat zich in de dikkere takken terugtrekt, om vervolgens aan het
eind van de winter weer naar de dunne twijgen te trekken en weer in suikers omgezet te worden. Dit bijzondere proces kan licht werpen op de grote bestendigheid die de berk tegen kou heeft: oliën hebben een sterke warmtekwaliteit.
De berk is samen met de den de eerste boom die zich geweldig uitbreidt na de ijstijd. En ook in onze tijd vind men als enige boom in het hoge noorden een bepaalde berkensoort. Mogelijk heeft deze verwantschap met noordelijke streken iets te maken met de stemming die je in een berkenbos, met name een jong berkenbos, kunt beleven: het heeft iets sprookjesachtigs, het heeft iets van de noordelijke mythen en sagen. De dwarse zwarte strepen op de bast lijken soms net ogen.
En als er dan ook nog de vliegenzwam onder staat (de rode paddenstoel met witte stippen), die een voorkeur heeft om onder een berk te staan, dan is deze stemming nog sterker. De berk kan dus zeer goed tegen de kou. Hoe bestaat het dat juist deze jeugdig aandoende, sierlijke boom zo goed met de kou kan omgaan (naast het gegeven van bovengenoemde oliën). Om dit te begrijpen, moeten we overwegen waar kou
en warmte in een plant ‘thuishoren’. Aan een gewone plant is antroposofisch gezien in het algemeen een ‘koude’, harde kant en een ‘warme’, vluchtige kant te onderscheiden. Het wortelgebied is de koude kant, de minerale, verharde kant. Bovenaan vinden we in het bloemgebied het warme, geurige,
verstrooiende. Deze twee gebieden werken qua karakter op elkaar in, de principes
doordringen elkaar : iets van het minerale stevige werkt door tot in de bloem, en omgekeerd. Het bladgebied staat hier tussenin. Een boom is anders van bouw dan de ‘gewone’ plant. De stam en takken zijn een soort uitbreiding van het vaste wortelgebied. De berk doet iets bijzonders. Ze doet iets met de bast en de bladeren. Ze bloeit wel, maar onopvallend. De blaadjes vallen veel meer op. Ze lijken iets van het bloeiproces te hebben overgenomen: tijdens de bloeitijd zijn ze plakkerig, doorzichtig en eiwitrijk. De berk houdt een deel van het ‘zoutige’, verhardende, terug uit het bladgebied, en stuurt dat naar de bast. Zodoende zijn de blaadjes des te vitaler, jeugdiger en de bast is des te harder en taaier. Het jeugdige heeft dus een direkt verband met het harde, bestendige, het ‘koude’!
En zo kunnen berkenblaadjes, b.v. als thee gedronken, in ons lichaam iets fris, iets oplossends teweegbrengen kunnen bewerken dat teveel ‘zout’ in de zin van teveel neerslag en afvalstoffen, opgelost kan worden en uitgescheiden kan worden. Berkenbladthee of elixer (zie onderaan) werkt vitaliserend, uitscheidend, met name na de winterperiode waarin we teveel stil hebben gezeten. Ook bij reumatische ziekten is deze oplossende en uitscheidende kwaliteit van belang.
De berkenschors kan helpen bij eczeem, om daar de onrust, de ontstekingstendens en het overschot aan eiwitten in de huid meer vorm te bieden. In de berk speelt zich een bijzonder proces af.
Een bijzondere zalf gemaakt uit de berkenbast
De huid is een grensgebied. De schors van de boom is dat ook en het is niet verwonderlijk dat schors-preparaten hun werking kunnen hebben op de huid. En de witte schors van de berk is zoals gezegd uniek.
Als die witte bast wordt afgepeld, komt er een groene onderlaag tevoorschijn. Dit is een levende laag, het z.g. cambium, die de schors vormt. Bij de berk is deze laag bijzonder omdat hij meegroeit met de boom. Berken hebben niet snel een openspringende bast, zoals veel andere bomen. Ze verzorgen hun grensgebied extra goed. Als de witte bast tot op deze groene onderlaag is verwijderd, wordt in korte tijd weer een nieuwe witte laag gevormd.
Door deze witte bast is de berk de sterkst vorst- en licht-bestendige boom. In barre omstandigheden zoals in Siberië wordt de witte bast het dikst, tot een halve cm. In de bast zit een wit poeder. Dat witte poeder is betuline, een soort afgeleide van etherische oliën en harsen. Het heeft allerlei gunstige eigenschappen, is niet toxisch (giftig) en geeft geen allergische prikkeling. Betuline werkt ontstekingswerend, werkt tegen virussen, bacteriën en schimmels en tegen groei van tumorcellen, zoals van melanomen, de meest kwaadaardige huidkanker . Wondgenezing wordt bevorderd en de leverwerking wordt ondersteund in de zin van vitaliteit en ontgifting. Betuline brengt dus rust en vorm. Het werkt ook uit op de omgeving van de berk. De lucht in berkenbossen is schoner dan die in een operatiekamer!
Zalf maken zonder emulgator
Met onderzoek naar de berkenschors en de betuline werden steeds meer alle bovengenoemde waardevolle eigenschappen voor de huid duidelijk. Nu moest er nog een zalf of crème worden gemaakt. De bereiding daarvan is een vak apart, want naast de geneeskrachtige substanties moet water met olie worden gemengd, om tot zg emulsies te komen. Emulsies bestaan uit fijne waterdruppeltjes in olie of omgekeerd fijne oliedruppeltjes in water. Hiervoor is een emulgator nodig, een stof die zowel met water als met vet een affiniteit heeft. Anders scheiden water en vocht zich snel. Het probleem van deze onvermijdelijke emulgatoren is dat ze ook de vetten in de hoornlaag emulgeren en dus aantasten, waardoor de huid gevoeliger wordt voor uitdrogen en kwetsbaarder wordt.. Men zoekt om die reden al lang naar emulgatorvrije emulsies.
Sterke emulgatoren ontvetten de huid heel sterk. Ze zitten vaak in shampoos.
Een beruchte emulgator is natrium-laurylsulfaat. Sommigen kennen nog Badedas, dat een lekker groen schuimend bad opleverde. Het bevat dit na-laurylsulfaat, nu een van de standaard uitloogmiddelen in het laboratorium.
Toen een onderzoeker het maken van een crème met betuline uitbesteedde aan een paar apotheken, duurde dat nogal lang. In het vooruitzicht van een voordracht over Betuline ging hij zelf maar eens proberen. Het mengen van het betulinepoeder met een olie ging voorspoedig, en bij toevoegen van water kwam het zowaar tot een witte smurrie die er niet onaardig uitzag. Maar een apotheker die hij toen raadpleegde voorspelde hem dat de volgende ochtend water en olie alweer uit elkaar gevallen zouden zijn. Hij had immers geen emulgator gebruikt. De volgende ochtend was de crème echter nog geheel intact. Zelfs een behandeling in een centrifuge gaf geen verstoring.
Betuline blijkt een droge-stof emulgator te zijn. Een ideale crème was ontstaan, omdat de emulgator in dit geval tegelijkertijd zelf de therapeutische stof is en de opperhuid intact laat of zelfs versterkt en geneest. Ook conserveringsmiddelen zijn overbodig, omdat betuline antibacteriële eigenschappen heeft.
Met deze crème zijn inmiddels veel proeven gedaan. Bij chronische jeuk is er een heel goed resultaat. Schaafwonden (ook bv na huidtransplantatie) genezen mooier. Maar vooral bij droge huid en droog eczeem is deze berkenschorszalf (“Imlan ®”) toepasselijk. Eveneens bij een overgevoelige huid, want het is een zalf zonder chemische toevoegingen.
Zo is de berk niet alleen een mooie sierlijke boom, maar heeft allerlei bijzondere kwaliteiten die de mens dankbaar kan benutten.
Huib de Ruiter
Berkenelixer zelf maken ev in kader
Kies in het voorjaar een berk uit die nog niet al te lang in blad staat, en pluk een
pannetje vol blaadjes (een beetje aandrukken). Doe er thuis waterbij tot ze onder
staan. Snij een citroen in schijfjes en voeg deze toe. Breng het geheel kort,
b.v. 1 minuut aan de kook, en laat het verder afkoelen met deksel. Na 1 à 2 uur
kan men de citroen er weer uithalen – deze kan teveel bitterheid brengen.
Na een halve dag weer even opkoken en suiker naar smaak toevoegen.
In goed schoongemaakte flesjes afvullen.
Hoe minder suiker, hoe minder lang houdbaar. De smaak gaat er met veel suiker
echter niet op vooruit, en het is toch de bedoeling het niet eindeloos te bewaren,
maar b.v. in enkele weken tijd op te drinken.