De Stinkende Gouwe, de Chelidonium majus, heeft zijn naam te danken aan een geel oranje melksap en de wat minder prettige geur die merkbaar is na het aanraken van de plant. De Latijnse naam Chelidonium komt van het Griekse ‘khelidon’ dat zwaluw betekent. Hij gaat bloeien als de zwaluwen aankomen de maand mei en bloeit totdat ze weer vertrekken in oktober. Maar ook gaat het verhaal dat zwaluwen de ogen van hun blinde jongen openen met het sap van de Chelidonium.
De Chelidonium is een vaste plant en komt algemeen voor in de noordelijke gematigde gebieden. Hij is vooral te vinden in bewoond gebied, tegen muren, onder hekken, op puin, of langs de weg. In de winter is hij ondanks vorst aanwezig in de vorm van een bladrozet. Onder de grond bevindt zich een korte stevige wortelstok, waaruit oranje wortels ontspruiten. Als lid van de papaverfamilie heeft hij ook melksap, maar dan geel-oranje-rood, dat heel vurig-scherp en bitter smaakt. Bij breken van een blad of stengel komt dit tevoorschijn. Het afbreken van een stengel geeft overigens een fris-knapperig geluid. De bladeren zijn min of meer geveerd,met ronde slippen, aan de bovenkant groen tot geelgroen, aan de onderkant blauwig groen licht behaard.
In het voorjaar ontwikkelen de stengels zich, waarbij ze steeds hoekig vertakken. Het geeft de plant een beetje een bossige indruk. De stengels zijn hol en verspreid behaard. Uiteindelijk komen op de bovenste bloemstengel een groepje van kleine gele vierbladige bloemetjes te voorschijn. Lager gelegen knoppen komen nog niet tot bloei. Zodra het bovenste scherm uitgebloeid is, gaat een trosje bloemetjes van een verdieping lager bloeien. Deze werden kennelijk geremd door de astrale bloei-impuls daarboven. Zodra deze bloemen dan weer zijn uitgebloeid komen de bloemetjes dááronder tot bloei enz. Zo is hier mooi te zien hoe het astrale-bloeiende het etherisch-groeiende remt.
Bij regen en ook ’s nachts zakken de bloemstelen. Als na verloop van tijd de gele kroon blaadjes afvallen afvallen begint vanuit het midden een boonvormig vruchtbeginsel te groeien. Deze peulen staan als vingers in de lucht recht omhoog. Als ze openspringen komen de kleine zwarte zaadjes te voorschijn, die een wit aanhangsel hebben. Dat is het zogenaamde mieren brood.
Het witte aanhangsel bevat veel olie, waar de mieren dol op zijn. Zij slepende zaden overal naartoe, zodoende kan de Chelidonium bijvoorbeeld ook op muren aangetroffen worden.
In de oudheid was de Chelidonium al bekend. Plinius en Dioscurides noemen de plant wel. De wortel was een middel voor geelzucht en uitslag met blaasjes. Het gekookte sap met een beetje honing was goed voor een scherpe blik. In de Middeleeuwen zei men:
Schellkraut ist den Augen Gesund
Das wird uns von den Schwalben kund
Met het oranje sap stipte men wratten aan. De plant werd verder gebruikt bij wisselkoorts (malaria) en waterzucht. De beroemde schilder Dürer verbleef in 1520 in Nederland, in Zeeland. Daar kreeg hij malaria. Hij is er nooit goed van hersteld, zijn lever en milt waren gezwollen en sindsdien kwijnde hij weg. Maar hij heeft wel zijn dank uitgesproken voor de heilzame werking van de Chelidonium.
De alchemisten noemden de chelidonium Goudkuil, ze vermoedden de Steen der Wijzen in de wortel.
Men ving ook vogels met behulp van de Chelidonium. Men gaf ze graankorrels die drie dagen in een Chelidonium extract geweekt waren. Dan waren de vogels makkelijk te vangen. Hildegard van Bingen gebruikt hem om speeksel en slijm te reinigen. Voor Paracelsus was het bovenal een galmiddel. Bock noemt hem als een middel wat “een verstopte lever” opent. Verder werd het gebruikt voor fistels, kiespijn en ook voor carcinoom.
In melk gekookt kon er een kompres voor borstontsteking gemaakt worden. Sterk verdund werd Chelidonium als oogdruppel gegeven om vlekken op het hoornvlies op te helderen. Vroeger was het gebruik van Chelidonium als oogmiddel zo bekend dat men men oogzalven ‘chelidonische zalven’ noemde.
Van al deze oude toepassingen waren er een kleine eeuw geleden de volgende nog in gebruik: vooral als lever- en gal middel, voor galstenen; om sproeten en wratten aan te stippen en voor huidziekten zoals psoriasis, alsmede bij astma, kinkhoest, bronchitis en longontsteking. En bij diabetes – gezien de bloedsuiker-verlagende werking. De werking tegen kanker wordt nu nog steeds onderzocht.
Het oranje sap van de Chelidonium bevat veel alkaloïden (basische plantaardige stoffen die op het zenuwgestel werken) wel tot 4%. Ze werken stofwisseling stimulerend, ontkrampend, kalmerend, pijnstillend en ontstekingsremmend. Ze lijken een beetje op opium en papaverine, vandaar de pijnstillende en licht verdovende werking. Verder zijn er mitose-giffen, cel-remmende substanties.
Met deze alkaloïden is het een potentiële gifplant, al nodigt de smaak niet uit tot het eten van grotere hoeveelheden. Er zijn uit het verleden wel dodelijke vergiftingen bekend. Karakteristiek was daarbij het geel oplichten van de darminhoud onder UV licht. Dit oplichten onder UV licht ziet men ook al snel aan de vingers na contact met de plant.
Wonderlijk genoeg bevat deze plant ook proteasen (eiwitverterend) en in het zaad lipasen (vetverterend). Geen substanties die een plant nodig heeft, maar die wel laten zien dat de plant ook op mens gericht is.
De Chelidonium is een zeer vitale, etherisch sterke plant. Zijn frisse bladeren kunnen de winterkou doorstaan, de bloei gaat soms tot eind november door, en hij is makkelijk te verplanten.
Tegelijk zijn er een sterke substanties: het sterk prikkelende gal-achtige geel-oranje sap met daarin de alkaloïden, en er zijn vormende krachten werkzaam in de stapsgewijze rem van de bloei en in de diep ingesneden bladeren.
De Stinkende Gouwe is een sterke en karakteristieke plant, een krachtig geneesmiddel, een gouden plant voor gal en spijsvertering.
Het verhaal van Tobias
De Chelidonium als oog- en galmiddel is met het verhaal van Tobias verbonden. Het is een apocrief bijbel verhaal. Tobias was de enige zoon van Tobit, een zeer godsvruchtig man. Hij woonde in Ninevé. Hij stond voor zijn geloof en deed goede en moedige daden. Op een dag ligt hij te slapen en krijgt hete zwaluwdrek vanuit een nest boven hem in zijn ogen. Dat maakt hem blind. Denkend aan zijn eindige leven licht hij zijn zoon in dat hij in een naburig land, Medië, ooit een groot kapitaal aan zilver in bewaring had gegeven. Tobias moet dat gaan halen. Dan verschijnt de aartsengel Raphaël in de gedaante van Azarias, een hulpvaardige jongeman die de weg weet in dat land.
Ze gaan op reis en komen bij de rivier de Tigris. Terwijl Tobias in de rivier baadt bijt er een grote vis naar zijn voeten. Raphaël roept: grijp die vis, laat hem niet ontsnappen. Vervolgens instrueert hij Tobias de gal, de lever en het hart eruit te halen, die moet hij goed bewaren, want dat zijn goede medicijnen. Hart en lever zijn tegen boze geesten, de gal kun je in de ogen van een blinde smeren, en als je er dan op blaast wordt deze weer ziende.
In Medië aangekomen slapen ze bij familie. Sarah, de dochter des huizes, was al 7 keer getrouwd, maar in de huwelijksnacht had zij door de boze geest Asmodeus steeds de bruidegom gedood voor ze gingen slapen. Raphaël zegt Tobias dat hij haar hand moet vragen, want zij is voor hem bestemd. Hij stelt hem gerust want Tobias weet van de 7 mannen. In de huwelijksnacht roostert hij volgens de aanwijzingen hart en lever van de vis, de stank verdrijft de Demon die tot ver in Egypte vlucht. Na de bruiloft gaan ze gedrieën met het zilver huiswaarts. In Ninevé aangekomen zegt Raphaël: zorg dat je de gal bij de hand hebt, doe die in de ogen van je vader, de vliezen zullen door het medicijn krimpen en loslaten. Tobias doet wat Raphaël zegt en Tobit wordt weer ziende.
De bruiloft wordt nogmaals gevierd. Daarna maakt Raphaël zich bekend en verdwijnt.
Huib de Ruiter