Goud is onaantastbaar. Al wordt het in een vlam tot rood-gloed verhit, het deert het goud niet: na afkoelen is het nog net zo zuiver en mooi. Als in Egypte hedentendage na 3000 jaar een sarcofaag wordt geopend, is het goud nog glanzend en onaangetast. In het oude Egypte stond goud voor het hoogste, het goddelijke. Het ‘vlees van de goden’ werd het genoemd. Het wees de mens op een hogere wereld, de geestelijke wereld.
Het geestelijke
In de kunst werd dit geestelijke aspect in latere tijden ook benut. Een gouden aureool duidde op de weerschijn van de geestelijke wereld. Iconen hebben om die reden ook een gouden achtergrond: vanuit geestelijke sferen, uitgedrukt door het goud, verschijnt een beeld van een heilige.
In Oost-Europa en in Rusland zijn de koepels van de kerken vaak verguld. Ziet men daar de gouden koepels door de zon beschenen tegen een blauwe hemel, dan is dat een grandioos gezicht. Net alsof een hogere wereld zichtbaar is. Als hulp van uit de hogere wereld, als bescherming van de stad, het stadse leven daaronder.
Het laagste
Goud heeft een geestelijke en een aardse kant. Goud vertegenwoordigt enerzijds het hoogste op aarde. Maar er is ook een andere kant van goud. De begeerte naar goud kan tot de meest grove wandaden leiden. Toen in de Middeleeuwen in Europa het goud vrij schaars was, zijn de Inca’s het slachtoffer geworden van de begeerte naar goud. Meedogenloos werd er bedrogen en gemoord om het goud te bemachtigen. Het laagste in de mens werd gewekt uit begeerte naar goud.
Mensen krijgen zelfs koorts van deze begeerte: goudkoorts. In de 19e en begin 20e eeuw kwamen er golven van goudzoekers naar Amerika en Australië. Deze mensen doorstonden de meest barre omstandigheden. Ze maakten het onmogelijke waar, omdat ze door deze koorts bevangen waren.
Loodzwaar en vederlicht
Als metaal kent goud eveneens uitersten. Het behoort tot de zwaarste metalen die er zijn, het is bijna tweemaal zo zwaar als lood, het weegt 19,3 kg per liter. In sommige banken liggen de kluizen vol met staven goud. Vele tonnen liggen onder de grond opgeborgen. Als je daar een keer gaat kijken, dan schijn je zo’n broodje goud mee te mogen nemen – als je het met één hand op kunt tillen. En dat lukt niemand. Goud is loodzwaar. Anderzijds kan het vederlicht zijn. Het kan in de vorm van bladgoud uiterst dun gemaakt worden: meerdere duizenden velletjes bladgoud op elkaar zijn samen niet dikker dan één millimeter. Goud is dan zo dun dat het min of meer doorzichtig is. Tegen het licht gehouden is er een smaragdgroene kleur zichtbaar. Bij een zuchtje wind waait het weg en zweeft het bijna gewichtsloos door de lucht. En toch is bladgoud heel duidelijk ‘goud’ , het verliest zijn karakter niet. Bij een verguld voorwerp zie je goud, als is het nog zo extreem dun. Ook in andere uitersten blijft goud zichzelf. Één gram kan tot twee kilometer draad worden uitgetrokken. De dunste draad die ooit is gemaakt was 1 atoom dik: van goud (niemand heeft het draadje gezien, maar men kon berekenen dat het zo dun was).
Kleurrijk
Met een goudoplossing kun je een colloïd maken. Een colloïd is een oplossing waarin minuscule deeltjes zweven. Een oplossing van colloïdaal goud is rood, een prachtig kersenrood. Soms is er – bij een andere lichtinval – ook blauw te zien. In vroeger eeuwen maakte men met goud een prachtig purper-rood glas voor de ramen van de kathedralen.
Ook nu wordt dat nog toegepast. Rood is de complementaire kleur van groen. En zelf is het dus geel, goudgeel. Naast koper het enige metaal met een duidelijke kleur.
Goud, zon en hart
In de aanblik van zuiver goud komt het immateriële ook te voorschijn. Het heeft een mooie zachte glans. Het lijkt alsof het zonlicht zelf is verdicht in de materie en nog zachtjes schijnt. Goud is ook het metaal van de zon. Het teken van de zon is een cirkel met een punt. Dat duidt op een een evenwicht tussen centrum en periferie, tussen zwaarte en licht, tussen samenballing en uitbreiding. Dat laatste is ook in het menselijk hart terug te vinden. Samentrekking (zwaarte) wordt steeds door verwijding en ontspanning (lichtheid) gevolgd.
Therapeutische werking
Goudinjecties (met bv. bijvoorbeeld het aurothioglucose) worden in de reguliere geneeskunde bij reumatoïde artritis gebruikt. De werking is niet bekend, maar berust waarschijnlijk op remming van auto-immuunreacties. In homeopathische vorm is goud is een typisch geneesmiddel voor hartproblemen. Het ondersteunt het hart bij allerlei ziekten, bij een hartinfarct, bij ritmestoornissen, bij hartfalen enzovoort. In ruimere zin helpt goud de mens die in zijn kern bedreigd wordt en in existentiële problemen is geraakt. Zo kan het een middel zijn bij depressie, waar de zwaarte is gaan overheersen. Er is een goudzalf met rozenolie (Aurum lavandula comp. zalf), die kinderen met nachtmerries helpt. Voor het slapen wordt dan wat goudzalf op de hartstreek gewreven. Maar ook bij existentiële angsten is goud een hulp, met name bij angst om dood te gaan. Voor een mens die ernstig ziek is en gaat sterven is er een preparaat van goud, wierook en mirre: Olibanum cps. Het brengt als het ware een beetje zonlicht en helpt de stervende het aardse los te laten en de weg naar de geestelijke wereld te vinden.
De wijzen uit vroeger tijden zagen goud als de schepper van een gezond evenwicht tussen de aardse wereld en de geestelijke wereld. Goud helpt ons op aarde te leven en tegelijk ons met het geestelijke te verbinden. Weinig metalen hebben zo duidelijk een morele kant. Het staat voor hoge geestelijke waarden. Een ring van goud staat voor verbondenheid en trouw.
Huib de Ruiter